×
×

Ammoniak- en methaanemissies reduceren met de Netwerk-aanpak

Binnen Netwerk Praktijkbedrijven staan rantsoen- en diermanagementmaatregelen centraal bij de aanpak voor het reduceren van ammoniak- en methaanemissies. De 40 onderzoeks- en demonstratiebedrijven volgen deze voorgestelde route om emissies op hun bedrijven te verlagen. Echter waarom wordt er juist met dit type maatregelen gestart? Uit welke (basis)stappen bestaat de Netwerk-aanpak voor het verlagen van ammoniak- en methaanemissies precies? En als ik als melkveehouder emissies op mijn eigen bedrijf wil reduceren, waar moet ik dan beginnen?

NEMA-schema
De reductie-aanpak van Netwerk Praktijkbedrijven is afgeleid van het NEMA (National Emission Model Agriculture). Dit model wordt gebruikt om internationaal te rapporteren over de gasvormige emissies die vrijkomen uit de Nederlandse landbouw. Hierbij worden cijfers op sectorniveau gebruikt. Het NEMA-model wordt ook gebruikt in de KringloopWijzer, waar bedrijfsspecifieke data worden gebruikt. Zowel ammoniak- (NH3) als methaanemissies (CH4) worden met NEMA gerapporteerd.

Het NEMA-schema maakt inzichtelijk dat het rantsoen een doorwerking heeft op alle facetten binnen het melkveebedrijf, als het gaat om emissies. Om de maximale reductiepotentie te behalen moet je dan ook bij het rantsoen starten, want ‘wat er niet in gaat komt er ook niet uit’. Dit is dan ook de reden dat rantsoen het startpunt is voor de (integrale) emissiereductieaanpak van Netwerk Praktijkbedrijven.

De achtergrond: het ontstaan van ammoniak en methaan in de melkveehouderij
Simpel gezegd ontstaat ammoniak (NH3) als een koe eiwitten eet. Een deel van die eiwitten komt in de melk en het vlees. Het andere deel komt vervolgens via de urine en mest samen. Het samenkomen van urine en mest gebeurt zowel binnen, in de stal en mestopslag (ca. 50%) als buiten, bij het mest uitrijden en beweiding (ca. 50%). Methaan (CH4) daarentegen ontstaat in de koe. Het ontstaat zowel in de pens als in de dikke darm. Het methaan dat in de pens ontstaat, verlaat de koe via de longen (adem) en oprispingen uit de bek (boeren) (ca. 80%). Het methaan dat in de dikke darm ontstaat, verlaat de koe aan de achterkant, in de vorm van mest (ca. 20%). Het rantsoen heeft dus op zowel ammoniak- als methaanemissie een grote invloed en speelt een grote rol bij het verlagen ervan. Het is een én-én aanpak.

Routeplan Netwerk Praktijkbedrijven voor het reduceren van emissies
De volledige emissiereductieaanpak van Netwerk Praktijkbedrijven bestaat in totaal uit vier onderdelen, namelijk: rantsoen en diermanagement (1), stal en mestopslag (2), beweiding (3) en mest uitrijden (4). De vier basisstappen van de Netwerk-aanpak vallen onder het onderdeel rantsoen- en diermanagement.

Basisstappen Netwerk-aanpak: rantsoen- en managementmaatregelen
Voor het verlagen van ammoniak- en methaanemissies heeft Netwerk Praktijkbedrijven een routeplan ontwikkeld. Als melkveehouder kun je deze aanpak gebruiken om emissies op je eigen bedrijf te reduceren. Het routeplan bestaat uit 4 basisstappen en focust zich op rantsoen- en diermanagement.

Stap 1 bestaat uit het verlagen van het RE totaal tot 150 g per kg ds berekend rantsoen in de KLW in combinatie met het verlagen van het aantal stuks jongvee per 10 melkkoeien. Stap 2 bestaat uit het verlagen van het RE totaal tot 150 g per kg ds berekend rantsoen in de KLW in combinatie met het verhogen van de VEM per kg ds, waarbij gestreefd wordt naar een RE/kVEM verhouding van 155. Deze twee basisstappen zijn afgebeeld in zogenoemde kwadrantenschema’s (zie hieronder voor meer informatie).

Stap 3 bestaat uit het aan de slag gaan met de emissiefactoren (EF) van het rantsoen. Samen met jouw voeradviseur kun je kijken naar de emissiefactoren van zowel het krachtvoer als het ruwvoer. De snelste aanpassingen zijn te bereiken via het krachtvoer. Als dit is afgerond, komt stap 4 in beeld: de teelt van het ruwvoer. Echter loopt er naar deze laatste stap op dit moment nog praktijkonderzoek, wat maakt dat hier op dit moment nog geen aanvullende informatie over gedeeld kan worden.


Wil je ook aan de slag met het reduceren van emissies op jouw bedrijf?

Ga hier aan de slag met basisstap 1

(vervolg) Routeplan Netwerk Praktijkbedrijven voor het reduceren van emissies
Zoals aangegeven bestaat de volledige emissiereductieaanpak van Netwerk Praktijkbedrijven in totaal uit vier onderdelen:

  1. Rantsoen- en diermanagement
  2. Stal en mestopslag
  3. Beweiding
  4. Mest uitrijden

De vier basisstappen van de Netwerk-aanpak vallen onder het onderdeel rantsoen- en diermanagement*. In het schema hiernaast zie je waar de focus per onderdeel op ligt: ammoniak (NH3), methaan (CH4) of beide. Vanwege lopend praktijkonderzoek kan er op dit moment (december 2022) nog geen aanvullende informatie gedeeld worden over de onderdelen stal en mestopslag, beweiding en mest uitrijden.

*Stap vier van de basisstappen (teeltplan - kwaliteit ruwvoer) heeft gedeeltelijk ook al te maken met de onderdelen beweiding en mest uitrijden en kan uitgevoerd worden zodra je je in beide kwadrantenschema’s in het optimale kwadrant bevindt.

Download hier het volledige routeplan van Netwerk Praktijkbedrijven.

Waar staat NEMA voor?

NEMA (National Emission Model Agriculture) is het model waar Nederland (inter-)nationaal beleidsmatig mee afrekent, voor zowel ammoniak als ook de broeikasgassen. Denk bijvoorbeeld aan de Klimaatafspraken van 1990. Het door Netwerk Praktijkbedrijven gebruikte schema is afgeleid van het NEMA-model en laat schematisch zien hoe de verschillende bedrijfsonderdelen van een melkveebedrijf met elkaar in verband staan. NEMA maakt gebruik van sectorcijfers. De KringloopWijzer maakt gebruik van hetzelfde model maar maakt gebruik van de eigen bedrijfsspecifieke cijfers.

Waarom staat het rantsoen bovenaan het NEMA-schema?

Het rantsoen speelt een grote rol bij het ontstaan van (de gasvormige) emissies. De samenstelling van het rantsoen heeft effect op de opname door de koe. Het ontstaan van ammoniak (NH3) en methaan (CH4) vindt plaats in- en achter de koe (in de stal, bij mestopslag en tijdens het mest uitrijden). Vandaar dat het bovenaan in het schema staat. Wat er niet in gaat, komt er ook niet uit. Wijzigingen in het rantsoen hebben effect op alle andere bedrijfsonderdelen.

Welke factoren in het rantsoen beïnvloeden de NH3 en CH4-emissies?

  • NH3-emissie ontstaat als mest en urine bij elkaar komen. In het algemeen valt te stellen dat voor NH3-emissie het vervuilde oppervlak een belangrijke rol speelt bij de emissie.
  • Vuistregel: 1 gram minder RE geeft 1 % minder bedrijfsemissie NH3 (zie ook de NH3-Check voor meer informatie).
  • CH4-emissie ontstaat vooral doordat organische stof fermenteert, in de pens of in de mestput c.q. -opslag. De EF (emissiefactoren) van het voer spelen een belangrijke rol bij de CH4-emissie. Ook alle krachtvoeders hebben een eigen EF.

Waarom is de veestapel van belang?

Emissies zijn een resultaat van het houden van koeien. Een koe produceert naast melk, vlees en een kalf ook emissies. De omvang van de emissies is afhankelijk van verschillende factoren. Naast het rantsoen is de koe zelf ook van invloed. Het type koe, de gezondheid, leeftijd en melkgift kunnen de omvang van de emissies beïnvloeden. De aantallen dieren zijn uiteraard ook van invloed. Hoe minder koeien, hoe minder emissies..

Waarom volgt het Netwerk de volgorde van het NEMA-schema?

In het NEMA-schema staat het rantsoen bovenaan. Alles wat je daar in verandert werkt door op alle (andere) facetten binnen het melkveebedrijf. Om de maximale reductiepotentie op het bedrijf te behalen moet je dus bij het rantsoen starten.

Netwerk Praktijkbedrijven focust zich vooral op het bovenste stuk van het NEMA-schema: op het rantsoen- en diermanagement. Integraal aanpakken betekent ook dat de overige bedrijfsonderdelen een rol krijgen. Om de reductieopgaven te halen zal op alle onderdelen van het schema reductie behaald moeten worden. Het is van belang om de juiste afwegingen te maken om met een maatregel aan de slag te gaan. Een maatregel die zo hoog mogelijk in het schema wordt uitgevoerd heeft positief effect op alle onderliggende bedrijfsonderdelen.

Waarom is er meer NH3-emissie bij graslandbemesting dan bij bouwlandbemesting?

Bij bouwland wordt de mest dieper in de grond gestopt. Er is dus minder contact met de lucht waardoor de emissie lager is.

Wat zijn de basisstappen van de Netwerk-aanpak (reductieroute)?

  • Onderdeel I – Rantsoen- en diermanagement (bovenste deel NEMA-schema)
  1. Verlagen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen naar 150 g per kg droge stof (RE totaal) + verlagen van aantal stuks jongvee naar 5 per 10 melkkoeien. [kwadrantenschema 1]
  2. Verlagen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen naar 150 g per kg droge stof (RE totaal) + de VEM balans. [kwadrantenschema 2]
  3. Verlagen EF rantsoen op zowel NH3 als CH4:
    1. Krachtvoer (bedraagt 30% van het rantsoen)
    2. Ruwvoer (bedraagt 70% van het rantsoen)
  4. Teeltplan (ruwvoerteelt)
  • Onderdeel II – Stal en mestopslag (invulling volgt, vanwege lopend praktijkonderzoek)
  • Onderdeel III – Beweiding (invulling volgt, vanwege lopend praktijkonderzoek)
  • Onderdeel IV – Mest uitrijden (invulling volgt, vanwege lopend praktijkonderzoek)