Het melkureumgetal is een veelgebruikte graadmeter voor de stikstofbenutting door melkvee. De lever zet een groot deel van de OEB, (Onbestendig Eiwit Balans), en in mindere mate een deel van het DVE (darmverteerbaar eiwit) om in ureum. Dit ureum wordt afgegeven aan het bloed, getransporteerd naar de nieren en grotendeels uitgescheiden via de urine.
Tussen onderzoekers bestaat een verschil van inzicht over de betrouwbaarheid van de OEB op de voorspelling van de stikstof (N) uitscheiding. Verschillende factoren beïnvloeden het absolute melkureum, zoals het mineralengehalte van het voer. Bij veel natrium (Na) en kalium (K) gaat de koe meer drinken en urineren waardoor het melkureum kunstmatig verlaagd wordt. Daarom geven onderzoekers geen harde norm voor het ideale ureumgetal. Meestal kun je er wel van uitgaan dat naarmate binnen een bedrijf het ureum lager is de stikstofbenutting beter is.
Het advies is om naar een OEB van 0 en een DVE-dekking van 100 te gaan en daarbij ook te kijken naar het ureumgetal, het eiwitgehalte in het rantsoen, de ruw eiwit/VEM-verhouding en de melkproductie en -samenstelling. Op basis daarvan kan het rantsoen gestuurd worden naar een lager eiwitgehalte.
Voor de gemiddelde situatie is een melkureum richting 15-16 met ongeveer 150 g ruw eiwit (totaal) per kg droge stof in het rantsoen en OEB naar 0 een mooi doel. Echter, zoals aangegeven is er veel spreiding tussen bedrijven. Dus betrek altijd de melkproductie, het melkeiwitgehalte en de gezondheid van de koeien in de beoordeling van het melkureumgetal.
Begrippenlijst:
VEM, DVE en OEB in het kort uitgelegd: De energiebehoefte en het energie-aanbod uit de voedermiddelen wordt uitgedrukt in respectievelijk VEM (Voedereenheid melk) per dier per dag en VEM per kg product of per kg drogestof. De eiwitbehoefte en het eiwitaanbod worden weergegeven met g DVE (Darmverteerbaar eiwit). Om in het rantsoen na te gaan of er voldoende onbestendig eiwit en energie in de pens beschikbaar is voor de microben, wordt de OEB (Onbestendig Eiwit Balans) berekend.
OEB (Onbestendige Eiwit Balans) geeft aan hoeveel eiwit en energie er in de pens beschikbaar komt en of deze twee in balans zijn. Op rantsoenniveau is OEB een heel belangrijk kenmerk. Veel factoren hebben invloed op het OEB gehalte in gras: zonlicht, temperatuur, bemestingsniveaus, maaihoogte en droge stof gehalte.
DVE (Darm Verteerbaar Eiwit) is de maat voor de hoeveelheid eiwit die beschikbaar en verteerbaar is in de dunne darm. De koe maakt van DVE uiteindelijk melk en melkeiwit
Ruweiwit totaal (RE totaal) geeft de totale hoeveelheid N, omgerekend naar eiwit weer, inclusief ammoniak. Tijdens het conserveringsproces treden fermentatieprocessen op waarbij ammoniak (NH3) ontstaat. Dit NH3 maakt ook deel uit van de fractie ruweiwit totaal. Het ruweiwit totaal gecorrigeerd voor het ammoniakgehalte is het ruw eiwit gehalte. Dat is het eiwit dat direct beschikbaar is in het rantsoen.
(bron: Eurofins Agro en Handboek Melkveehouderij, H6 Veevoeding)