Bij de onderzoeksbedrijven van het Netwerk Praktijkbedrijven en bij Gras Groei Bedrijven (15 bedrijven in totaal) worden iedere week vers gras-monsters afgenomen en geanalyseerd van de te beweiden percelen. Op donderdag volgt de uitslag waarop de melkveehouder direct kan anticiperen. Ook geeft de analyse inzicht in het verloop van de gehaltes van het verse gras. De vers gras-monsters zijn afkomstig van de percelen waar de koeien de volgende dag weiden. Zo is de meting representatief voor de voederwaarden van het gras dat de koeien opnemen.
Het onderzoeksbedrijf van Rijk Baltus is het enige bedrijf waar de koeien niet weiden, maar waar toch wekelijks een vers gras-monster afgenomen wordt van het gras dat er op dat moment staat, inclusief vermelding van de droge stofopbrengst van dat moment. Op deze manier krijgt het Netwerk inzicht in het verloop van de graskwaliteit gedurende het groeiseizoen.
De analyses geven de voederwaardes van het gras goed weer. De veehouders optimaliseren met deze gegevens het rantsoen en zij spelen in op de wisselende samenstelling van het gras. Zij kijken naar de hoeveelheid eiwit en sturen vervolgens op het verhogen of verlagen van het aanvullende (stal- of krachtvoer)rantsoen. Het suikergehalte is ook een interessant gegeven, omdat het tegengesteld samenhangt met eiwit. Daarnaast geeft het suikergehalte informatie over de smakelijkheid; gras met een hoog suikergehalte is lekkerder.
Voor het verminderen van de emissies is de graskwaliteit ook van belang. Op hoofdlijnen zorgt een lager eiwitpercentage in het gras voor minder ammoniakemissie en goed verteerbaar (jonger) gras voor minder methaanemissie. Het Netwerk Praktijkbedrijven onderzoekt hoe melkveehouders hierop kunnen sturen.
* De lijnen in onderstaande grafieken zijn trendlijnen en opgebouwd uit de afzonderlijke vers gras-monsters. Opvallend zijn de grote verschillen tussen de monsters: uitschieters naar boven en naar onderen komen voor.
Grafiek 2 laat zien dat het suikergehalte van het gras tegengesteld is aan het verloop van het ruw eiwitgehalte (RE): bij een hoog suikergehalte scoort het RE-waarde vrijwel altijd laag. Er is veel variatie tussen de waarden van suiker en RW; zo was de hoogste suikerwaarde 340 en de laagste 43, en de hoogste RE-waarde 309 en de laagste 86. Een hoog suikergehalte in vers gras geeft overigens vrijwel nooit problemen bij het voeren. Een hoog RE-gehalte daarentegen kan wel voederstoornissen opleveren. Hoge suikergehalten komen vooral voor bij zonnig weer met koude nachten, omdat de gevormde suiker dan niet door fotosynthese omgezet wordt.
Op het maaiperceel van Baltus is in grafiek 3 te zien dat de VEM (voeder eenheid melk) en DVE (darm verteerbaar eiwit) bij een toenemende (zeer hoge) droge stofopbrengst geleidelijk dalen. Het OEB-gehalte (onbestendig eiwit balans) daalt met name de laatste maand erg snel en eindigt zelfs onder nul. Het RE-gehalte in de laatste bemonstering van het verse gras was met 145 g per kg droge stof laag. Het eiwitgehalte in het verse gras levert een lager eiwitgehalte op in de graskuil, omdat bij het conserveren van gras naar graskuil eiwit verloren gaat. Dit maakt nieuwsgierig naar de gehaltes van de kuilanalyses die later dit jaar komen.
Op het biologische bedrijf Agarahoeve van Gerben Braakman worden ook wekelijks vers gras-monsters afgenomen. In grafiek 4 is het verloop van de voederwaarde te zien. De VEM-waarde van het gras blijft boven de 1000 VEM en de DVE is daalt langzaam van 100 naar circa 80. Het OEB-gehalte schommelt nog het meest en zit op een laag niveau tussen de 40 en soms net onder 0.