×
×

Hoe laat je een koe zó grazen dat ze minder uitstoot?

Tientallen boeren proberen hun stikstofuitstoot te verlagen. Niet met dure techniek of het wegdoen van vee, maar door slimmer te boeren. Makkelijk is dat niet. „Het vereist vakmanschap van de boer.”

Melkveehouder Leendert van Staalduijnen kijkt van achter een omheining uit over zijn weilanden. Naast hem staat beweidingsspecialist Mark de Beer. Van Staalduijnen vertelt hem waar zijn percelen liggen en hoe hij zijn koeien er straks, in de lente- en zomermaanden, op zal laten grazen.
De melkveehouderij van Van Staalduijnen, met zo’n honderd koeien, zit op een bijzondere plek: het landgoed Staverden, midden op de Veluwe. Op de monumentale pachtboerderij van honderd jaar oud hielden zijn vader én overgrootvader al vee.
De locatie is ook kwetsbaar. Loop de oprit af, en je wandelt een stikstofgevoelig bos in. Loop door de stallen en na een paar honderd meter zit je op de heide. Waar de wind ook naartoe waait, de stikstof van de koeien van Van Staalduijnen landt al snel op een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied.
Van Staalduijnen voelt heel sterk dat hij de stikstofuitstoot van zijn bedrijf moet reduceren om zijn bedrijf te behouden. Goede kans dat hij een piekbelaster is, zegt hij. Aan stoppen denkt hij niet –althans niet hardop. „Er is niks mooiers dan hier met de koeien bezig zijn.”

De mogelijkheden om zijn stikstofuitstoot terug te dringen zijn beperkt. De koeienstallen aanpassen om de uitstoot te reduceren gaat niet, omdat de monumentale stal niet verbouwd mag worden. Nog meer vee weg doen, is geen optie als hij ook nog een boterham wil verdienen.
En dus heeft Van Staalduijnen de adviezen van beweidingsspecialist De Beer hard nodig. De veehouder wil zijn koeien langer en vaker naar buiten laten gaan, want meer weidegang leidt tot een lagere stikstofuitstoot. Ammoniak ontstaat pas als mest en urine bij elkaar komen, en dat gebeurt in de wei minder. Maar hoe krijgt Van Staalduijnen zijn koeien nóg meer naar buiten? Bij het hek luistert De Beer geconcentreerd naar het verhaal van Van Staalduijnen. Hij knikt instemmend bij diens uitleg en vuurt tussendoor korte vragen af. Hoe ver is het lopen naar het achterste perceel? Staan er genoeg waterbakken langs de route? Hoe rouleren de koeien over de percelen? Hoe is het klimaat op de stal, als het flink zonnig is? Hoe staat het met de uiergezondheid?
Koeien die vaker de wei in gaan: dat klinkt gemakkelijker dan het is. Vorig jaar gingen de dieren van Van Staalduijnen al meer dan duizend uur de wei in: zes uur per dag keer 170 dagen. Dit moet tussen april en oktober gebeuren. Buiten die periode is de grond te nat om het vee te dragen. Van Staalduijnen kan zijn koeien niet zomaar in een weiland zetten, want het voedzaamste gras is na een dag wel afgegraasd. Hij moet de kudde constant verplaatsen wil hij zoveel mogelijk voeding uit zijn weilanden halen.
Meer weidegang betekent óók meer werk voor Van Staalduijnen. De Beer adviseert hem over rotatiesystemen en de indeling van de percelen. Een optie is om de koeien twee keer per dag naar buiten te sturen: ’s ochtends vroeg en rond de avondschemer. Dat is veel werk, zegt De Beer. „Het is ook belangrijk wat de veehouder wil doen. Ik wil niet dat Leendert een slaaf van zijn eigen systeem wordt.”

Te veel eiwit geven

Van Staalduijnen maakt sinds een jaar onderdeel uit van het Netwerk Praktijkbedrijven, een initiatief van Wageningen University & Research (WUR) en boerenbelangenorganisatie LTO Noord. In het netwerk, met zo’n honderd bedrijven, wordt onderzocht hoe stikstofuitstoot met ‘managementmaatregelen’ gereduceerd kan worden. Niet met dure technologie of door een deel van de veestapel in te leveren, maar door op een andere manier te boeren. Het netwerk helpt veehouders met coaches en experts als De Beer.
Meer beweiden is een van de oplossingen en kan zorgen voor een stikstofreductie van zo’n 5 à 10 procent. Andere opties zijn efficiënter voeren, of de stal met veel water schoonmaken. Landbouwtechnoloog Gerard Migchels van de WUR, een van de initiatiefnemers, denkt dat de stikstofuitstoot door dit soort maatregelen met een kwart kan worden teruggedrongen. Makkelijk is het niet, zegt hij. „Het vereist vakmanschap van de boer.” Neem het voer. Boeren geven koeien nu vaak meer eiwit, in de vorm van krachtvoer, dan de dieren nodig hebben.
„Boeren zijn bang dat hun koeien minder melk geven als ze minder eiwit krijgen, maar te veel eiwit betekent ook meer ammoniakvorming.” Een oorzaak, zegt Migchels, is dat de gemiddelde boer weinig toegang heeft tot onafhankelijke expertise: de leverancier van het krachtvoer is vaak óók de voeradviseur.

In zijn stal in het Brabantse Riethoven staat Leo Coppens, een veehouder die ook in het netwerk van de WUR en LTO Noord zit, bij een machine waar zijn koeien krachtvoer krijgen. De portie wordt automatisch afgemeten: iedere koe wordt door een chip in de halsband herkend. De machine weet precies hoeveel eiwit de koe al heeft gekregen én hoeveel eiwit ze mag. Een koe die net gekalfd heeft, produceert veel melk en heeft meer eiwitten nodig. Het zijn gegevens die Coppens nauwgezet in de gaten houdt.
Coppens heeft al succes geboekt: hij zit nu op 162 gram en wil uiteindelijk naar 145 à 150 gram eiwit per koe per dag. Dat gaat stapje voor stapje, steeds een paar gram minder. „Dan kijken we samen met de voedseladviseur en de veearts of we ergens tegenaan lopen. We kijken hoeveel melk de koeien geven en of ze gezond blijven. Is er niks aan de hand, dan gaan we een stapje naar beneden.”

Steeds naar ander perceel

Leendert van Staalduijnen heeft het eiwitgehalte in zijn voer óók al omlaag gebracht: inmiddels zit hij op 146 gram ruw eiwit. Veel lager kan niet zonder consequenties voor de koe of de melkproductie. In zijn plannen voor meer beweiding, zal Van Staalduijnen ook rekening moeten houden met de gevolgen van het veranderde koeiendieet. Als de koeien op stal staan, weet hij goed wat ze naar binnen krijgen. In de wei is hij afhankelijk van de grasgroei en hoe voedzaam het is: Van Staalduijnen zal de voeding constant moeten balanceren, wil hij weinig krachtvoer bij blijven geven.
Aan de keukentafel gaat het gesprek over het beweidingsplan verder. Niek Konijn, Van Staalduijnens begeleider en coach vanuit het netwerk, trekt de gordijnen dicht, rolt een draagbaar scherm uit en zet een beamer op tafel. Ze praten verder aan de hand van luchtfoto’s van kavels en de ‘Kringloopwijzer’ – een soort jaarverslag van het melkveebedrijf, gevuld met spreadsheets vol voedingswaardes van gras, krachtvoer, hoeveel de koeien aten, hoeveel melk ze produceerden en hoeveel eiwitten daar dan in zaten.

Van Staalduijnen laat zijn koeien nu soms meerdere dagen op hetzelfde perceel lopen. Na een paar dagen is het voedzame gras op en geven de koeien minder melk. De Beer noemt dit het ‘laatstedag-syndroom’. „De truc is om elke dag in een ander perceel te weiden. Dan heb je nooit een laatste dag, maar altijd een eerste.” Daarvoor moet Van Staalduijnen zijn percelen wel opnieuw indelen. Die zijn nu van verschillende formaten, maar moeten even groot worden, zodat de koeien elke dag ongeveer evenveel gras eten.
Meer uren naar buiten gaan kan óók nog wel, denkt De Beer. Maar dan moet Van Staalduijnen wel eerder in het seizoen beginnen met beweiden. Het gras op de weilanden moet daar dan ook wel klaar voor zijn. Dit jaar lukt het niet: de grond was in het vroege voorjaar nog te nat om te bemesten.
Op deze manier boeren is niet makkelijk, geeft Migchels van de WUR toe. Maar hij is ervan overtuigd dat de lessen die in het netwerk geleerd worden bij bijna alle melkveehouders toegepast kunnen worden. „Iedere boer zal in stikstofuitstoot naar beneden moeten, ook de veehouder die van onze lieve heer iets minder talenten meegekregen heeft.” Een kwart minder stikstofuitstoot is heel goed mogelijk, zegt Migchels: „Uit krachtvoer valt nog heel veel winst te halen.”

Uitstoot en stikstofadministratie

Er is één probleem: hoe overtuig je de politiek én de rechter dat de uitstoot daadwerkelijk naar beneden is gebracht? Op de boerderij van Van Staalduijnen wordt gemeten door de WUR, omdat de wetenschappers in het netwerk willen weten wat de managementmaatregelen opleveren. Dat gebeurt alleen in de stallen, maar daar staan de koeien veruit de meeste tijd. Zijn uitstoot ligt ruim 30 procent lager dan in een traditionele koeienstal, blijkt uit die metingen.
Maar de meetapparatuur is duur en er kan niet in elke stal worden gemeten. Migchels pleit voor een duidelijke stikstofadministratie. „Wat is de aanvoer en afvoer van stikstof op het bedrijf? Wat is er precies gevoerd?” Zo kan bijgehouden worden hoeveel ammoniakemissie er plaatsvindt. „We denken aan een soort groene accountant, die de boekhouding kan checken. Als die er een klap op geeft, weet de handhaver: dit klopt.”
Van Staalduijnen hoopt dat de managementmaatregelen genoeg zijn om zijn bedrijf te behouden. „Als ik alles doe om mijn uitstoot te reduceren, kan het toch niet zo zijn dat de overheid me dwingt om te stoppen?” Mocht Van Staalduijnen dreigen te worden uitgekocht door de overheid, dan is Migchels bereid hem te helpen bij de rechter. „Dan ben ik een activistische onderzoeker. We kunnen de rechter alle sommen laten zien.”
Dit jaar wil Migchels met het netwerk een systeem optuigen dat het effect van de managementmaatregelen voldoende onderbouwd om de strenge juridische toetsen te doorstaan. Pas dan kan het een rol gaan spelen in bijvoorbeeld vergunningsverlening en het beleid om de stikstofuitstoot te reduceren. Aan de opbrengst van de maatregelen twijfelt hij niet. „Het kán. Het is laaghangend fruit.”

Minder eiwit voeren is duurzamer. Maar hoeveel minder?

25 procent minder ammoniakuitstoot door scherper voeren

Door zuiniger te zijn met krachtvoer, kunnen melkveehouders de ammoniakuitstoot van hun vee met een kwart reduceren.
Hoe werkt dat?

  1. Een melkkoe eet vooral ruwvoer (bijvoorbeeld gras), aangevuld met krachtvoer (brokken).
  2. De eiwitten in het voer worden verteerd en omgezet in energie, vlees en melk.
  3. Eiwitten die de koe niet gebruikt, komen in de urine terecht. Dat leidt tot ammoniakuitstoot.
  4. Veel koeien krijgen te veel eiwit binnen. Door precies genoeg te voeren, zal minder eiwit verloren gaan. Dat leidt tot een lagere ammoniakuitstoot.
  5. Scherper voeren vergt meer expertise van de boer die de melkproductie van zijn koeien op peil wil houden. De eiwitbehoefte verschilt per koe en is bijvoorbeeld hoog na de geboorte van een kalfje.
  6. Ook wisselt het eiwitgehalte van het gras onder invloed van bijvoorbeeld het weer. De boer moet constant balanceren om te zorgen dat de koe niet te veel eiwit krijgt.

NRC 030423 / RvS / Bron: WUR/Netwerk Praktijkbedrijven

Tekst: NRC Media, 2 april 2023. Tekst Wouter van Loon en Rik Wassens
Foto's: Harry Kolenbrander, Netwerk Praktijkbedrijven

Gerelateerde deelnemers

Leendert van Staalduijnen-6 portret

Leendert van Staalduijnen

melkveehouder in Ermelo

Onderzoeksbedrijf

Gelderland - Zand - 140 dagen weidegang - Derogatie: Ja - Gangbaar - 14265 kg meetmelk / ha
Leo coppens 3

Leo Coppens

melkveehouder in Riethoven

Demonstratiebedrijf

Noord-Brabant - Zand - 240 dagen weidegang - Derogatie: Ja - Gangbaar - 32782 kg meetmelk / ha