×
×

Met voer en management kun je de ammoniakemissie met tientallen procenten reduceren

Als de overheid voer- en managementmaatregelen erkent als middelen om de ammoniakemissie te verminderen, dan is er op melkveebedrijven veel mogelijk. Cathy van Dijk en Gerard Migchels, projectleiders van Netwerk Praktijkbedrijven, achten 70% reductie haalbaar als je ook stalaanpassingen uitvoert.

‘Ook bij de melkveehouders die deelnemen aan Netwerk Praktijkbedrijven leidde het stikstofplan dat minister Van der Wal in juni naar de Tweede Kamer stuurde, tot een schrikreactie. Vooral het kaartje dat reductiepercentages per regio noemt, roept veel vragen op. Voor ons was het aanleiding om nog eens op een rijtje te zetten waar we nu staan met praktisch bruikbare manieren om de emissie van ammoniak op melkveebedrijven te verminderen.’ Aan het woord is Cathy van Dijk. Ze is in dienst van LTO Noord en is projectleider van Netwerk Praktijkbedrijven. Dat doet ze samen met Gerard Migchels van Wageningen University & Research.

Netwerk Praktijkbedrijven is een project waarin 40 melkveehouders, aangevuld met 69 ambassadeurs, werken aan minder ammoniak- en methaanuitstoot met werkbare maatregelen. De boeren in het project zijn zowel voorlopers als niet-voorlopers. ‘Wat we doen moet wetenschappelijk onderbouwd zijn, praktisch haalbaar en borgbaar zijn’ , vertelt Van Dijk. ‘We zijn trots op deze groep melkveehouders die enthousiast werken aan praktijkrijpe maatregelen om de uitstoot van ammoniak en methaan fors te reduceren. En het is mooi om te zien dat ook erfbetreders steeds meer kansen zien om hiermee aan de slag te gaan.’

De melkveehouders in Netwerk Praktijkbedrijven hebben zich als doel gesteld om op hun bedrijven in 2025 de emissies van ammoniak en methaan met 30% te hebben verminderd ten opzichte van hun bedrijfsspecifieke score in 2020. ‘Dat is een verschil met het stikstofplan van de overheid. Dit plan gaat uit van reductie ten opzichte van de gemiddelde situatie van de hele sector in 2018.’

Van Dijk en Migchels concluderen op basis van informatie uit Netwerk Praktijkbedrijven en voorgangers van dit project, met name Proeftuin Natura 2000 en Proeftuin Veenweiden, dat melkveehouders mogelijkheden hebben om de emissie van ammoniak op hun bedrijf flink te verminderen. Vaak kan dat met maatregelen die bedrijfseconomisch interessant zijn. ‘We willen ons verre van politieke uitspraken houden. Wel durven we te beweren dat een aantal melkveehouders binnen Netwerk Praktijkbedrijven in vergelijking met de gemiddelde ammoniakemissie in de melkveehouderij in 2018 een reductie van de ammoniakuitstoot hebben bereikt die richting de 30% gaat’, zegt Migchels. ‘Een belangrijke kanttekening hierbij is dat het effect van stalaanpassingen, de zogenoemde emissiearme stalvoeren, op dit moment niet is meegerekend in de kabinetsplannen. Binnen Netwerk Praktijkbedrijven proberen we aan te tonen dat stalaanpassingen wel degelijk kunnen helpen om de ammoniakemissie te verminderen, als je aandacht hebt voor de kritische succesfactoren. We werken aan een soort stal-APK’

Van Dijk en Migchels becijferen dat 70% reductie van ammoniakemissie ten opzichte van 2018 haalbaar is op melkveebedrijven als je voer- en managementmaatregelen combineert met stalaanpassingen en emissiearmer mestuitrijden. Op zandgrond zijn meer maatregelen nodig dan op klei en veen. Op zand is ook meer weidegang een vereiste om de 70% te halen. Lees hier hoe deze forse reductie volgens de trekkers van Netwerk Praktijkbedrijven te realiseren is.

‘In alle gevallen begint het met aanpassen van het voerrantsoen. Zorgen dat het ruw eiwitgehalte in het melkveerantsoen fors lager wordt. Het liefst niet boven de 150 g ruw eiwit. Dit leidt tot een betere stikstofbenutting in de koe en minder stikstofverlies in de vorm van ammoniak. Als je dat op orde hebt, kun je aan de slag met het krimpen van de jongveestapel. Daarna volgt uitbreiding van het aantal uren weidegang; verdunnen van mest op klei en veen; stalmaatregelen zoals het spoelen van de roosters; en stalaanpassingen’, aldus Migchels. ‘Zonder stalmaatregelen en -aanpassingen is 30 tot 40% reductie haalbaar.’

Overheid moet vakmanschap erkennen

De twee projectleiders erkennen dat hun positieve verhaal alleen opgaat als de overheid voer- en managementmaatregelen erkent als middelen die boeren mogen inzetten om de noodzakelijke ammoniakreductie te bereiken. Ook gaan ze ervanuit dat de provinciale overheid de ammoniakreductie op een bedrijf vergelijkt met het gemiddelde op melkveehouderijbedrijven in 2018. Migchels: ‘Stel, we kijken naar een regio waar volgens het stikstofplan 47% reductie nodig is. Voor veel melkveehouders in die regio geldt waarschijnlijk dat ze die 47% nu al grotendeels gehaald hebben. Maar omdat je vergelijkt met het gemiddelde zullen er ook bedrijven zijn, die nog veel meer dan 47% moeten verminderen. Grote kans dat het om bedrijven gaat met veel te veel ruw eiwit in het rantsoen. Als je structureel 180 g ruw eiwit in je rantsoen hebt, kun je makkelijk en zonder productieverlies terug naar 160. Dat levert ook geld op omdat je minder duur krachtvoer hoeft te kopen. Verder verlagen richting 150 vergt een stukje begeleiding en ondersteuning.’

Kun je voer- en managementmaatregelen wel afdoende borgen? Volgens Migchels en Van Dijk hoeft dat geen punt te zijn. ‘Met behulp van de KringloopWijzer kun je de zogenoemde TAN-excretie berekenen. TAN staat voor Totaal Ammoniakaal Stikstof en geeft aan hoeveel stikstof in de mest beschikbaar is om als ammoniak te vervluchtigen. De TAN-waarde laat zien wat het effect is van alle maatregelen die je neemt. Waarschijnlijk is het nog wel nodig om de berekening van de TAN-excretie juridisch vast te leggen.’

Migchels vertelt dat het een uitdaging is om voor elkaar te krijgen dat emissiearme stalsystemen ook daadwerkelijk meetellen bij het verminderen van de ammoniakemissie. ‘We doen metingen op 15 bedrijven. De eerste meetresultaten onderschrijven mijn stelling: het is de boer in plaats van de vloer die de emissie bepaalt. Met andere woorden: als je een emissiearme vloer hebt, is het vooral de manier waarop je ermee omgaat die bepaalt wat de werkelijke emissie is. Daardoor kan het gebeuren dat een boer die scherp voert en een traditionele stalvoer heeft, gunstiger scoort qua ammoniakemissie dan een boer met een emissiearme stalvloer met een gemiddeld rantsoen.’

Extensiveren

Naast alle maatregelen die je kunt nemen op het gebied van voer, management en stal, is ook het krimpen van de veestapel een manier om de ammoniakuitstoot te verminderen. ‘We begrijpen dat dit gevoelig ligt’, zegt Migchels. ‘Echter, in bepaalde situaties kan extensiveren wel lonend zijn. Dat is het geval als je extensiveren kunt combineren met een goed verdienmodel. Dat kan bijvoorbeeld overstappen naar biologische productie zijn. Of iets wat minder ver gaat zoals deelnemen aan het duurzaamheidsprogramma van Albert Heijn. Er zijn ook situaties denkbaar waarin een kleinere melkveetak te combineren is met andere economische activiteiten op de boerderij zoals kinderopvang of horeca.’

Methaan

Project Netwerk Praktijkbedrijven is nog niet veel langer dan een jaar volop op stoom. Toch durft projectleider Van Dijk al wel de stelling aan dat veel maatregelen die helpen om de ammoniakemissie te drukken, ook bijdragen aan minder methaanemissie. ‘Onze hypothese is dat focussen op het verbeteren van de N-efficiency op melkveebedrijven tevens leidt tot minder methaanuitstoot. We hopen de komende jaren die hypothese verder te kunnen onderbouwen.’

Lees verder