1. Aanzuren met (zwavel)zuur
Mest kan aangezuurd worden door het rond te pompen en ondertussen zuur toe te dienen. In de praktijk wordt vrijwel altijd met zwavelzuur gewerkt, vanwege de kosten of veiligheidsnadelen van de alternatieven.
● Met het aanzuren van mest wordt niet alleen de methaanvorming geremd, maar ook de ammoniakemissie tijdens mestopslag en bij mesttoediening sterk verminderd. Een lagere pH-waarde van de mest geeft een lagere ammoniakemissie.
● Mest heeft een grote buffercapaciteit. De pH kan door het bufferend vermogen van mest tijdens de opslag weer stijgen. Extra zuurdosering is dan nodig. In Denemarken wordt het aanzuren van mest net voor het uitrijden veel toegepast in combinatie met graanteelt (relatief lage bemesting en zwavelbehoeftig gewas).
● Denk goed na over de veiligheidsaspecten. Het zwavelzuur is erg sterk en kan voor ernstige verwondingen zorgen. Daarnaast is er een risico op waterstofsulfide (H2S) emissie tijdens het aanzuren. Dit is een giftig gas dat al snel dodelijk kan zijn voor mens en dier en zorgt voor roestvorming bij metalen. Zie www.mestgassen.nl.
● Een belangrijk nadeel van het gebruik van aangezuurde mest is dat er bij jaarrond gebruik overbemesting met zwavel kan plaatsvinden. Op de meeste Nederlandse percelen is alleen in het voorjaar een zwavelgift nodig. Op een gemiddeld perceel grasland, kan naast de zwavel uit dierlijke mest nog circa 35 kg zwavel toegevoegd worden. Vooral in het voorjaar kan dit nuttig zijn. Zwavel is naast stikstof een belangrijke bouwsteen van eiwitten. Een teveel aan zwavel kan echter uitspoelen naar het grondwater en op die manier de waterkwaliteit aantasten. Als alle mest wordt aangezuurd kan tot wel drie maal meer zwavel bemest worden dan gewenst.
Sommige akkerbouw- en groentegewassen hebben een grotere zwavelbehoefte, waardoor het aanzuren van mest met zwavelzuur juist een kans brengt om in de grotere zwavelbehoefte te voorzien.